Psalm 115
Kees Waaijman leidt de psalm in.
1 Niet ons, Wezer, niet ons,
00 ja, jouw naam geef wichtigheid
00 om jouw gunst, om jouw hechtheid.
2 Waarom zeggen de naties:
00 ‘Waar toch hun Machtige?’
3 En onze Machtige in de hemel,
00 al wat Hem behaagt maakt Hij.
4 Hun bootsen zijn zilver en goud,
00 de maak van aardelinghanden.
5 Zij hebben een mond, en spreken niet,
00 zij hebben ogen, en zien niet.
6 Zij hebben oren, en horen niet,
00 zij hebben een neus, en ruiken niet,
7 hebben handen, en tasten niet,
00 hebben voeten, en gaan niet,
00 niet murmeren zij in hun keel.
8 Wezen als zij hun makers,
00 al wie zich veiligt in hen.
9 Israël, veilig je in Wezer,
00 hun hulp en hun schild Hij.
10 Huis van Aäron, veilig je in Wezer,
00 hun hulp en hun schild Hij.
11 Wie Wezer schromen, veilig je in Wezer,
00 hun hulp en hun schild Hij.
12 Wezer gedenkt ons, Hij zegent,
00 zegent het huis van Israël,
00 zegent het huis van Aäron,
13 zegent wie Wezer schromen,
00 de kleinen bij de groten.
14 Wezer meerdert jullie,
00 jullie en jullie zonen.
15 Gezegend jullie van Wezer,
00 maker van hemel en land.
16 De hemel de hemel van Wezer
00 en het land geeft Hij de aardelingzonen.
17 Niet de doden vieren Wezer
00 en niet al wie dalen in de stilte.
18 En wij zegenen Wezer
00 intijds en eeuwig.
00 Vier Wezer.